Autres 1ste graad A

In deze trajecten Frans vind je alle overige regels rond grammaire terug. Welkom bij autres


Examenhulp Frans

Het examen Frans, de meeste leerlingen van de eerste graad middelbaar kijken er tegenop. Vocabulaire, grammaire, verbes, prépositons, uitgangen, vervoegingen, je zou voor minder beginnen angstzweten. Gelukkig vormen de online lestrajecten van WeZooz Academy de beste examenhulp. Heb je nog wat moeite met de vervoeging van Franse werkwoorden? Weet je nog niet wanneer je le of la moet gebruiken? Of haal je de juiste woordvolgorde van een vraagzin uit de Franse taal steeds door elkaar? Geen nood, wij leggen het allemaal eenvoudig en vlot voor je uit in onze colle lesvideo's. In dit hoofdstuk bekijken we samen met jou de tien meest voorkomende examenfouten. Het is de perfecte voorbereiding op je examen Frans!

 

10 meest voorkomende examenfouten Frans

Een examen Frans is al moeilijk genoeg. Je maak dus maar beter niet de typische examenfouten die heel vaak worden gemaakt. Wij geven je een overzicht van de meest voorkomende fouten op het examen Frans. Zo maak jij deze examenfouten niet als het er echt toe doet; op je examen Frans!

  1. De schrijfwijze van parce que. Erik las het al op verschillende manieren, maar er is maar één manier om het correct te schrijven en af te korten! 
  2. Ce n'est pas. Talloze leerlingen schrijven het woordje "ne" op de verkeerde plaats in een ontkennende zin. Schrijf dus niet "c'est ne pas" maar "ce n'est pas".
  3. J'aime le coca. Na werkwoorden die een sentiment uitdrukken, gebruik je altijd nog een lidwoord.
  4. Bon/bien. Leer het verschil tussen bon (adjectif) en bien (adverbe). 'Bon' gaat altijd over een zelfstandig naamwoord (dat is goed nieuws). 'Bien' gaat steeds over een werkwoord (je hebt goed gewerkt).
  5. Il y a / Il est. Il est betekent "hij is", il y a betekent "er zijn".
  6. ces/ses/c'est/s'est. Vier verschillende schrijfwijzen, vier verschillende betekenissen! Ces is aanwijzend (die vrienden = ces amis). C'est betekent "het is" (het is een vriend = c'est un ami). Ses is een bezittelijk meervoud (zijn vrienden = ses amis). Tot slot is er ook s'est als onderdeel van een wederkerend werkwoord of een verbe pronominaux (Hij heeft zich gewassen = il s'est lavé
  7. Beaucoup / très / trop / plus. Verwar de betekenissen van deze woorden niet. Beaucoup betekent "veel". Trop is dan weer "te veel". Plus betekent "meer" en très wil dan weer "erg/zeer" zeggen. 
  8. à en a. a zonder accent is een werkwoord. Als je de zin in een andere tijd zet, dan verandert deze meestal mee met de vervoeging. À met accent is dan weer aanwijzend.
  9. J'ai été / je suis allé. J'ai été beschrijft altijd een toestand, zoals "ik ben ziek geweest". Je suis allé duidt altijd op een beweging zoals "ik ben naar de slager geweest".
  10. Hoeveelheden + en. Hoeveelheden worden herhaald na het voornaamwoord "en". Ik heb er drie gegeten = j'en ai mangé trois.